Teksten van en door EZW
DE PREEK VAN DE PASTOOR VAN MANNEKESVERE.

Au nom de Peir, du Fils et de Sainte Spriet.

Beminde kriest,
In den bekin was hier niks as ne gruute frikadel.
En de Kot kwam kefloog en plak de zon en de mon en de ster aan de firmamaan.
Hij skeid de nat van den drook en zek “dat de vis vliek in de lukt en de vogel zwem in de water.
En de Kot mokte bookoe de biest in de jardin. Den tiger, de konaan, de slank en de Sponsje fliek.
Hij skep de vasj en de poelet. Den oliefaan, de muk en de struise fokel.
De Kot zet partoe dik boom, straffen toebak, papaveirs en fleur de camil. En bloem van alle koeleur.
En de Kot zak dat het goed was in zijn paradies.
De muk bedrijf de lief mee den oliefaan en de rollemops speel skaak mee de wallevis.

Den mokte de Kot een menneke van potjeir, struude zaat op zenne stjeit, hé voilà, da was Adaan.
En Adaan was zeer gelukt in de paradies.
Overdak reed hij mee son trottinet deur de jardin of kink poelink pak.
En tis as de Kot dee uit de likt, Adaan sloup baa den tiger.
Op zeekre dak Adaan sek tot de Kot: “Kot, tis kij mij iets keef om mee te speel.”
En de Kot kaf Adaan ne pitjesbak. En tis Adaan speel de kiele dak avec son pitjes.
Mais aa noevoo, tis Adaan kwam zouk en zek: “Kot, tis ik loop ambetant.”
De Kot riep: “Adaan, Adaan, tis kij heb alles wat ik heb kemaak. Wat wil kij nok meer?”
Et Adaan zek: “Kelkuin om mee mij te speel avec mon pitjes daan le bac!”

Den kaf de Kot Adaan een aspirieneke et Adaan sliep.
Toen pak de Kot een gruut slaktmes, sneed ne kotelet van Adaan et voilà.... da was Eve.
Et Adaan et Eve waar zeer kontent in de paradies.
Overdak gink Eve speel met de elefaan et Adaan reed mee zijn deusjevau deur de lavéndel.
Adaan et Eve mok van de Kot alles pak, mais pas van de boom van de Koet en de Kwaad.
Tis in die boom kwam kekroop een vette slank, nen serpaan.
En de slank sek tot Adaan “Adaan kom ne keer hier”
Et Adaan kwam.
Toen sek de slank: “Adaan, pak nen appél en fret hem oep!”
Adaan roep: “Neije, anon, mak niet, mak niet!”
Moor de slank trok een oogsken nor Eve en zek:
“As kij fret oep den appél, tis kij ook kun maak paradies. En pap de smoel en skoen lingerie.”

Beminde Kriest, Eve pluk nen appél van de boom, fret hem op en gaf de flokhuis aan Adaan.
Op dezelf momaan, de Kot skiet in een franse koleir:
“t is wat kij heb kedaan ? Allez, verruit, akteruit, wek, wek!”
Den Evé begost te bleit, Mais de Kot bries: “Tis kij in den avenier zul eet de distél en de pisbloem.
Kij zul kruip op den buik en werk! In zweet van uw aanskijn.”

Et Adaan et Eve kroop wek in ben boskosj en zokt een kroot blad poer bedek leur partie de skaam.
As Adaan et Eve kink sloup, tis Adaan trok toe den draperie. .
De konaan kreek skrik van den tiger en de slank fret de Sponsje vliek op.

Toen kink Adaan et Eve kinnekes koop in den bazaar. En ze kokt twie jonk.
Abel was nen braaf garçon mais Kain was een slekkerig.
Asse kink roup skuun patat, Kain pakt nen noot de coco en klopt son freir duut. En uin seul koe ! .
En de Kot riep: “’Kain, Kain, t is kij fliek naar de hel! In de feu bij den duvel!
Et Abel zal mak doen klimop nor mijn paradies, den hemel!”

Mais, beminde Kriest wie wil naar den duvel?
Aujourdwie, beminde kriest, tis ik zal vraak aan de Kot: “Kot, zal ik ook mook kom in den hemelparadies?”
Mais de Kot zal zek ”paster van Mannekesveer, tis wat heb kij kedaan met mijn skaap?”
En ik zal zek: “Kot, heb keen skaap, heb niks dan bok!”
En de Kot zal vraak : “Heb kij gesprook met de parokieaans over de boom van de koet en de kwaat?”
“Ah oui, oui, naturellemaan! Mais person wil luister, zij rook en drink en loop af al dansink en sloup overdak!”


De Kot zal zek tegen mij “pastoor van Mannekesfeer ’t is kij zal mook kom chez moi. .
Kij zal alle dak mogen speel met de enkelkes.”

En ik zal dan doen klimop naar de hemel. Mais kij, slekte mens van Mannekesfeer, ‘is kij niet zal mook doen klimop.
Kij zal roep: “ pastoor, wij wil ook doen klimop!”
En ’t kij zal mij pak vast bij mijn broekepiep. Maar ik zal maak los mijn bretel en ’t is kij allemaal zal val in de flam van de hel.
 


Daarom, beminde kriest van Mannekesfeer, buik uwe kop en zek allemaal: “’t is wij jamais zullen doen de zond!”
En de Kot zal dan zek: “’ Alors, t si kij, parokkieaan de Mannekesfeer, ’t is kij allemaal mook in mijn paradies!”
 


.Au nom du Peir, du Fils et de Sainte Spriet.
En sis matil!


Indri

Nee ik 'kruip' niet in mijn bed,
ik leg me er te slapen,
vijftig centimeter hoog
heel comfortabel bij het neergaan
maar eveneens bij het opstaan
na ontwaken...
Ha ja geen slaapwandelingen
in mijnen ouwen dag...
Een motor voor de bovenkant
en eentje voor de onderkant
en liggen zal ik zoals dat machientje wil
Modern toch...
Maar met een lappendeken op mijn buik
het lappendeken van mijn zus
voor mij alleen gemaakt
voor mij in stille uren
uren van pijn en verdriet
van machteloos zwijgen
nachturen noem ik het
iedere nacht opnieuw
de pijn van een gebroken voet
en dat al zeventien jaren lang...
Maar nu slaap ik met een bestuurbaar machien
zes knopjes te bedienen
wat een geruststelling, het kan...
maar tot hier toe heb ik er echt geen behoefte an...
Dus houden we het maar voor later.
Het oogt wel mooi zo hoog op ranke poten
en vallen uit mijin bed
daar moet ik nog maar eens aan denken
en roosters maken links en rechts
die me doen wakker wenken...
Nu is de vraag:
Hoe zal ik denken binnen vijf, of tien jaar,
over dat hoge bed van nu,
mijn bed voor pijn en ongemak
voor mij alleen,
de pijn en 't ongemak...
de anderen laat ik vrij
te slapen zoals het hoort...
Ze hoeven niet te zijn
het slachtoffer van mjn slaap
met stampen en met kreunen
mogelijk vanwege slechts één pees
wie weet?

Werner

het steentje
een man met gsm loopt slenterend rond
de nog lege vijver voor de ingang van de kliniek
ik zie hem uit mijn vensterraam
hij loopt zoals zovelen het hoofd een beetje schuin
en in gesprek verzonken
trapt hij een steentje voort
over het asfalt
hij draagt sportschoenen en korte broek
een T shirt en een polsbandje van de kliniek
zijn traptechniek laat me vermoeden dat hij ooit
sportief was, nu niet meer, zo iets merk je…
hij slentert rond de vijver loopt op de boordsteen
nog steeds in gesprek zonder gebaren
niet echt overtuigend maar toch ze blijven bezig
hij en zijn correspondent wie dat ook moge wezen.
Hij bukt zich en zoekt een nieuwe peuk een lange als het even kan
en ja die steekt hij aan met de overschot van de vorige
- misschien ook wel gevonden – peuk…
het boeit me hoe die kerel loopt en speelt daar met dat steentje verstrooid loopt hij van de weg in ’t gras
en trapt nog een paar tegen ’t steentje maar dat is plotseling weg verloren in het pas gemaaide gras, nog kort en toch verloren, dat steentje.
maar ’t is weer tijd voor nieuwe peuk en dus terug naar de inkom en ja hoor een bezoeker smijt zijn brandende sigaret achteloos opzij
ik zie het duidelijk nog bijna heel…
de kerel raapt ze op en rookt dan rustig verder,
en vindt een ander steentje nee niet dat ene
maar wel even grijs
iets groter dit keer lijkt me…
en dan is hij heel even weg de kliniek binnen misschien
en komt na vijf minuten terug, en ja weer met zijn steentje
“waar heeft hij dat gelaten?” dacht ik toen…
met een nieuwe peuk maar dit keer niet meer brandend
bedelt hij een vuurtje bij pasanten…
en ja hoor het is mooi weer dus kan het nog even doorgaan
want ja als ’t regent kan je geen peuken rapen,
dan moet je ze uit de zandbakjes plukken
zandbakjes naast de grote draaideur
de draaideur aan mijn zicht onttrokken,
de ingang van de kliniek…
‘dikke vijftig’ jaar realiseerde ik me plots
ja meer dan vijftig jaar geleden zag ik voor het laatst
een peukenraper “ne stoempeltjesraper zei men toen”
waar is de tijd dat we zelf peukjes raapten
voor meneerke van over de deur
Bompa noemden we hem
Ja heel de straat noemde hem bompa
WERNER


Soms denk ik wel,
Wat kom ik hier nu doen?
Wat zoek ik eigenlijk?
En heus dan weet ik het niet meer
heel even,
en dan na veel vertwijfeling
valt weer mijn frank
Ik zoek mijn GSM
mijn kortstondig geheugen
Ja ik had er iets ingepraat
geluidsopname weet je wel
iets als een bandrecorder
van in de jaren stillekes
modern al wat moet zijn
Maar waarom weet ik niet onmiddellijk wat ik zoek?
men zeggen het niet voort
maar ik zal met stiften moeten leren schrijven
op mijn eigen armen
net zoals Ja De Cleyr
in “De zaak Altzheimer”
Ja het wordt oefenen
om onderscheid te maken
tussen ouderdom en
hoe heette hij ook weer
Albert Schweitz????
Ja een mens wordt vergeetachtig
maar alle telefoonnummers ken ik nog zo maar uit het hoofd
wat een uitdrukking, “uit het hoofd”
zeg liever, je kent de telefoonnummers net zoals vroeger, toen….

Werner

 
Mijn valse tanden zijn weer zwart
van lekkere rode wijn
en even zwart als mijn echte ooit
maar minder pijnlijk.
En dat scheelt...
mijn valse tanden gaan in een vaas
met een beetje lauw water
en een scheutje Javel
en vijf minuten later
weg dat zwart
terug die goeie tandvleeskleur,
blinkend terug en rose...
Met die Javel
doe dat maar eens met echte tanden,
dat kan gewoon niet,
maar die prothese in dat glas
perfect gewoon...
en tegen hardnekkig zwart,
Ik zou er een foto van kunnen doorsturen
maar dan zeggen jullie allemaal "bleeuuuurk"
n dat is een woord dat ik niet kan aanhoren..;
Dus geen foto,
alleen maar vleeskeur-roze
  en ook geen foto dan
nee het presenteert gewoon niet
zelfs niet in vleeskleur-rose


Werner

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

misschien niet erg poëtisch
maar toch zou het hier kunnen dienen
als inleiding moet je weten dat mijn bomma
reeds vroeg aderverkalking had en dus helemaal niet meer te been was zoals dat heette...
En daar waar ze op bezoek kwam
werd ze op vaders rug de trappen op en af gedragen
en bleef ze enkele dagen logeren
in iedere familie was er dus een zetel 'de fauteuil van bomma'
met wieltjes onder gezet zodat men bomma kon verplaatsen zonder veel ongemak…
alleen denderden die kleine wieltjes over de bevloering
van planken ouden eik.
en op een avond werd ik door moeder gewassen bij de stoof
en tijdens het afdrogen vroeg ze me:
en als ik later oud ben zal jij dan voor me zorgen
en me de trap opdragen zo op je sterke rug
en zal je dan de plaid weer leggenop mijn koude benen
en de lampen aansteken onder mijn koude voeten…?
er barstte iets in mij
nooit aan gedacht !
mijn moeder even oud als bomma en hulpbehoevend eveneens, een huilbui was het gevolg
ontroostbaar en tussen haar warme borsten vond ik terug rust, en beloofde ik haar dat als ik groot zou zijn
voor haar dan een rolstoel zou kopen
zo een met grote wielen
zodat ze zelf zou kunnen rijden en we zouden beneden wonen en slapen, zoals de buurvrouw aan de overkant
en iedere morgen verse pistolets met bruine suiker…
elf jaar later stierf moeder in een tijdspanne van twee minuten…
geen pistolets
geen bruine suiker
geen plaid over koude benen
geen lampen onder haar voeten…
normaal was dat voor veel later
het heeft niet mogen zijn
ze stierf zonder aderverkalking,
het woord “help” scheurt deze nacht,
wanneer ik er aan terug denk…
vierenveertig was ze geworden
drie weken al op weg naar vijfenveertig…
de wereld was plots helemaal leeg
nee niet alsof…
écht leeg,
en de volgende dagen met tientallen mensen om ons heen
- nog leger…- !
dag plaid met grote Schotse ruit…
dag mooie boorlint ho zo zacht,
dag bakje warme stoof met lampen.
dag moederkeszak zo op haar schoot…
en dat dan tot een stuk in de nacht
de grote wielen aan het raam,
de deur van het toilet steeds open
de leeslamp zou haar maatje zijn
als iedereen zou slapen
en als ze klopte met haar stok
zou ik haar in bed gedragen hebben…
het hoefde plots niet meer !
Werner
 
 Home