Ik heb de tekst
gevonden en hier komt hij:
Ene
God alleen.
Eén,
één, één is één
Ene
God alleen,
Ene
zaligmaker en anders geen.
Twee,
twee, twee is twee.
Twee
stenen tafelen
Als
gebakken wafelen.
Ene
God alleen,
Ene
zaligmaker en anders geen.
Drie,
drie, drie is drie.
Drie
patriarchen,
Abraham,
Izaak en Jakobus.
Twee
stenen tafelen
Als
gebakken wafelen
Ene
God alleen……….
Vier,
vier, vier is vier
Vier
evangelisten,
Die
de waarheid wisten.
Drie
patriarchen…
Twee
stenen tafelen…
Ene
God alleen…
Vijf,
vijf, vijf is vijf
Vijf
dwaze maagden
Die
de hemel vaagden.
Vier
evangelisten ……
Drie
patriarchen…
Twee
stenen tafelen…
Ene
God alleen…
Zes,
zes, zes is zes
Zes
kruiken wijn
Die
op de bruiloft van Cana zijn.
Zeven,
zeven, zeven is zeven
Zeven
sakramenten
Zonder
komplimenten
Acht,
acht, acht is acht
Acht
zaligheden
Voor
ons hier beneden.
Negen,
negen, negen is negen
Negen
koren der engelen
Die
aan de hemel bengelen.
Tien,
tien, tien is tien
Tien
geboden des Heren
Die
we moeten eren.
Sorbetto
|
de peerdenpaternoster van
Wannes Raps
door Ernest Claes
Aangebracht door Trema
's Vaders, 's Zoons, 's
heilige Geestes, amen.
Onder Pontius bij Pilatus,
gekruist, gestorven en begraven.
Twee: te weten 't kwaad schuwen,
zonden verliezen, deugden oefenen.
Drij: berouw, belijdenis,
biecht en voldoening.
Hoctus boctus, ne kalversteert die gekrokt is.
Nen hond die gene steert en heeft
is onbekwaam om zen gat te bedekken.
Vrienden ik laat u zeker weten
in het land van Ribbedebie,
waar de kiekens door hun gat schreeuwen,
de hanen met hun steerten bassen
en de keezeboterhams op de wissestruiken wassen.
Daar kwamen twee rabauwen aan
die vroegen de dubbele week.
En ik zei neen en ik dubbelde mee
en ik won er zeven tonnen schuld mee.
De pruimeboom
Jantje zag eens pruimen hangen,
O! als eijeren zo groot.
't Scheen, dat Jantje wou gaan plukken,
Schoon zijn vader 't hem verbood.
Hier is, zei hij, noch mijn vader,
Noch de tuinman, die het ziet:
Aan een boom, zo vol geladen,
mist men vijf zes pruimen niet.
Maar ik wil gehoorzaam wezen,
En niet plukken: ik loop heen.
Zou ik, om een hand vol pruimen,
Ongehoorzaam wezen? Neen.
Voord ging Jantje: maar zijn vader,
Die hem stil beluisterd had,
Kwam hem in het loopen tegen,
Voor aan op het middelpad.
Kom mijn Jantje! zei de vader,
Kom mijn kleine hartedief!
Nu zal ik u pruimen plukken;
Nu heeft vader Jantje lief.
Daarop ging Papa aan 't schudden
Jantje raapte schielijk op;
Jantje kreeg zijn hoed vol pruimen,
En liep heen op een galop.
Hieronymus van Alphen
gebracht door Flicka en Peggytwo
|