Home

Plaatsen

 
 
Aarschot  gebracht door Anaïs
Wij wonen in Aarschot. Neen, neen niet direct vieze gedachten hebben, het is helemaal niet wat jullie dachten.De waarheid is veel poëtischer.
Toen Julius Caesar in 57 voor Christus in onze contreien verbleef - bij de Belgen, de dappersten aller Galliërs zoals geweten - toen ging hij in zijne vrije tijd, als hij niet op veldtocht was, wel eens op jacht. En ja, toen vlogen hier nog arenden. Die zijn inmiddels naar andere oorden uitgeweken, of wie weet heeft Julius die in zijn ijver allemaal afgeschoten. Vandaar komt onze plaatsnaam. Inderdaad de plaats waar een Arendschot werd afgeschoten. Door allerlei taalkundige evoluties werd Arendschot ----- Aarschot.
Trouwens wij hebben hier nog een plaats die Bekaf noemt. Daar zou de Julle de bek van een arend hebben afgeschoten. Maar toen schoot hij met spek denk ik.

Bijdrage van Victor 10
Tof dat ge de evolutie van de naam van uw dorp gevonden heb
Ik was nieuwsgierig en ik heb ik mijn papieren ook gezocht en het volgende gevonden
In alle gemeenten is het achtervoegsel
Hem, Heim, ghem, gen, ge meestal in betekenis van Heim, of waar men woont
Voor Deftinge heb ik gevonden dat dit
een persoonsnaam zou zijn + heim van zijn nakomelingen
Of daar een meneer Daventen gewoond heeft weet ik niet

Eppegem gebracht door Celleke.
Van waar komt de naam van mijn gemeente voort?
Tja, feitelijk wone kik al een tijdje in Mechelen maar ’t enige da kik daar van weet is da ge daar veel belastinge moet betale, daarom ga kik het ne keer hebben over het dorpke waar da kik gans mijn jeugd heb doorgebracht, nl. Eppegem.
Awel toen da kik nog naar ’t school ging heeft er ne leraar mij ne keer wijsgemaakt dat de naam Eppegem afgeleid was van Ipingo Heim en Ipingo Heim dat betekent eigelijk huis van de Hippies, allee da zei dieje toch tege mij. Da wil dus volges mij dan feitelijk zegge dat daar de Hippies uitgevonden zijn, aja natuurlijk.
Awel en ik kon da direkt gelove sè, want al vanaf da kik ne kleine snotter was wou kik al voor Hippie studeren, maar aangezien da kik nogal e klein koppeke heb en dat da zwaar studies waren benne kik daar nooit ni in geslaagd.
Maar vanaf dat die uitgevonden waren is eigelijk de miserie begonne sè, nu weette gijlie ook wel dat de Hippies heel vriendelijke mensen waren newaar, en het liefste wat die deden da was liefde geven en voor de rest niks doen. Nu waren der in dienen tijd nog ni van die pillekes enzo en van da liefde geven kwamen der natuurlijk veel kinderkes bij newaar…..aja.
Nu moette wete dat Eppegem wel e schoon dorpke is maar dat is eigelijk maar ne scheet groot, dus konden die Hippies na nen tijd, bij gebrek aan plaats, ni anders doen as beginnen uitzwermen newaar.
En die zwormen maar uit en die zwormen maar uit en die bleven maar liefde geven. Toch hebbe we daar jaren en jaren niks meer van gehoord, tot de Hippies eind de jaren 60 wereldberoemd geworden zijn.
Awel nu denke kik dat die eigelijk feitelijk allemaal hun roots in Eppegem hebben….allee da peinze kik toch.
Geel gebracht door Roger
De geschiedenis van Geel
Een bedevaartsoord voor geesteszieken
maandag 3 september 2001 11:02 747 AM
In de Belgische Kempen ligt het plaatsje Geel, bedevaartsoord voor geesteszieken.
Het ontstaan van deze bedevaartplaats gaat terug naar de zevende eeuw als de heilige Dymphna, een Ierse prinses, er na een lange vlucht sterft in het zwaard van haar bloedeigen vader. De achtergrond van deze dochtermoord is de weigering van Dymphna om de plaats van haar overleden moeder in te nemen en te trouwen met haar vader.
De sarcofaag van Dymphna trekt vanaf het begin veel bezoekers en wordt al snel vermaard door de genezing van krankzinnigen en geesteszieken. De toevloed van deze groep bedevaartgangers is al gauw zo groot dat de kerk ze niet meer kan opvangen en de inwoners van Geel spontaan woonruimte ter beschikking stellen. Een traditie die tot de dag van vandaag voortduurt. Anno 2001 wonen nog steeds vele geestelijk gehandicapten in Geel. Vaak wonen ze jarenlang in bij kostgezinnen, soms tot hun dood.
Houthalen gebracht door Medea
Waar de naam Houthalen vandaan komt, ik weet het niet en heb geen tijd om op internet te gaan zoeken maar, ik ken wel een mop erover !!
Een boerke uit de Kempen moest naar Genk. ( Toen de trein nog door Houthalen reed) Hij zat daar gewassen, in zijn zondags kostuum, haren gekamt, alles op zijn paasbest.
Door problemen op de spoorlijn moesten alle reizigers uitstappen in Houthalen en de conducteur riep - Houthalen, uitstappen in Houthalen !! Boerke verstond -uitstappen en hout halen-.
Het boerke krenkt zich, stapt uit den trein, loopt naar de man en zegt - uitstappen doe ik wel maar hout gaan halen, dat doe maar zelf - !!! 
Houthalen gebracht door Cassandra
Bron: http://www.houthalen-helchteren.be
De uitleg voor het voorvoegsel 'hout' moeten we niet ver gaan zoeken : het duidt op de aanwezigheid van bossen en bomen -  meer bepaald eiken- en berkenbomen - in deze streek.
'Halen' of 'Hallu' betekent 'bochtig hoogland'. Wie met de fiets van de Groenstraat langs de Grote Baan, de Hoogstraat of de Diepestraat naar het centrum rijdt, heeft vast al gemerkt dat dat hoog gelegen is.
Houthalen wil dus zeggen : bochtig hoogland in de bossen.
Kachtem gebracht door Joseph 39
Daar woon ik nu reeds 47 jaar hier heb ik al veeeel zien veranderen.
Kachtem is een deelgemeente van de stad Izegem in de provincie West-Vlaanderen Kachtem is gelegen aan de Mandel en aan het Kanaal van Roeselare naar de Leie Tot 31 december 1976 was het een zelfstandige gemeente. Kachtem heeft een oppervlakte van 5,17 km² en telt (2004) ongeveer 3700 inwoners.
Op de zandleembodem is er nog akkerbouw (vooral maïs , cichorei , vlas en suikerbieten ) en tuinbouw (vooral wintergewassen zoals prei ), maar Kachtem groeit de laatste jaren sterk door toenemende industrialisatie en als woongemeente.

Evolutie bevolkingsaantal
1831 : 1758
1900 : 1572
1940 : 1600
1970 : 2339
1976 : 2606
2001 : 3400
2004 : 3700
Bezienswaardigheid
De gotische Sint-Jan-de-Doperkerk met toren uit 1838
Bron: wikipedia

Lier gebracht door Uisjebee
Op Vrjdag na O.L.V.geboorte 1309 verkreeg Lier : in vergelding van den getrouwen dienst aan hem en zijn voorzaten door de poorteren der stad Lier menigwerf gedaan, het groot privilege der Veemarkt. De veemarkt van Brabant was vroeger in het dorp Wespelaer bij Leuven. De Lierenaars, om die markt voor hunne stad te bekomen, betaalden aan de hertog tweeduizend tweehonderd Brabantse payements ponden, zodat hun trouwe diensten met andere redenen gepaard gingen. Dit belangrijk privilege was gedurende eeuwen een ware bron van Welvaart voor de stad Lier.
Al de kooplieden die enige ossen koeien of ander vee wilden verkopen moesten ze te Lier ter markt brengen op straf van 10 ponden tournois en de in beslagneming van het vee. De schouten van Turnhout, 's Hertogenbosch, en Herentals waren gehouden te verkondigen dat men buiten de Lierse markt geen vee mocht verkopen.  Alle weken gedurende de marktmaanden van St Jan den Doper   tot St Marten in November was de stad opgepropt met kooplieden en vee. Guicciardini verhaalt dat in de XVIe eeuw op éénen enkele marktdag 15000 hoornbeesten verkocht werden.
Omdat de Lierenaars de keuze hadden tussen een Universiteit en een veemarkt en een veemarkt verkozen,  werden zij spottend : "Schapekoppen" genoemd.
Tot in het midden van de XVIIe eeuw behield die markt zeker belang, en in 1648 werden er op 23 marktdagen, 10.557 hoornbeesten en 2073 schapen verkocht voor de som van 652.781 gulden waarvan de stad 16.319 gulden genoot.    (Bron : Geschiedens der Stad Lier, door Anton Bergmann advokaat, ed. 1873)

 

 
Schoten gebracht door Nita
Herkomst van de naam Schoten(België)
De naam Schoten is mogelijk afgeleid van houten schaaldelen waarmee landerijen vroeger werden afgescheiden: een dergelijk schaaldeel werd schot of schoot genoemd. Dit zou ook de herkomst verklaren van de namen van Bikschote , Zuidschote , Noordschote (West-Vlaanderen); Hondschoote (Frans-Vlaanderen), de gemeente Voorschoten en de voormalige gemeente Schoten in Nederland.
Ook werd in begin van de 20ste eeuw Schoten met dubbele o geschreven:SCHOOTEN.

Geschiedenis :
Schoten is ontstaan in 420 jaar n.C. en het is dus ouder dan de stad Antwerpen(650 n.C.). De Franken noemden het toen "Scota" en later "Scote". Sinds het begin van de 6de eeuw behoorde het "vrije Schoten"(een groot gedeelte van Merksem en st Job-in-'t-Goor was Schoten) tot de abdij van Lobbes, dit tot de inval van de Noormannen in het jaar 820. Tot in de 12de eeuw was Schoten een niemandsland. In 1138 werd het ingepalmd door Amerik, Heer van Breda en "Schoten". Van dan af kon Schoten ook het wapenschild van Breda gebruiken, drie zilveren st Andrieskruisen op een rood veld met bovenop een gravenkroon (dit is ook ingewerkt in het embleem van de Schotense Snorrenclub).Zijn zonen erfden Schoten en werd opgedeeld in een geestelijk en een wereldlijke heerlijkheid. De een heerste vanuit de abdij van Villers, de ander vanuit de burcht Calesberg.
In de 16de eeuw bouwden rijke Antwerpenaars buitenverblijven in Schoten (zoals het Kasteel van Schoten). Oude hoeve's werden omgebouwd tot kastelen en middeleeuwse burchten werden verbouwd tot speelhoven (ook hoven van "plaisantie" genoemd). Schoten werd het "Lusthof van Antwerpen" en "Dorp der kastelen". Eind 19de eeuw vond ook de burgerij hun weg naar Schoten en vele hotels werden toen geopend,ook langs de vaart, zodat Schoten ook een "badplaats" werd. Vele "cottages" (grote villa's als buitenverblijf)dateren van de zelfde tijd
St. Niklaas gebracht door Jeanette

De bijzondere band tussen de graven van Vlaanderen en de Sint-Nicolaasparochie werd in 1248 definitief bezegeld door een nieuwe schenking van zes bunders grond ten westen van de kerk. Margareta van Constantinopel stond het terrein af onder de voorwaarde dat het voor altijd onverdeeld en onbebouwd zou blijven. Het zou moeten dienst doen "ad communem usum omnium", met andere woorden voor het algemeen welzijn. De schenkingsakte van 1248 ligt aan de basis van de uitzonderlijke omvang van het Sint-Niklase marktplein, dat met 3, 19 hectaren het grootste van het land is.

Strombeek-Bever door Jeanette
De geschiedenis van Strombeek-Bever.
In 1130 was het een heel klein dorpje
Het was in de handen van de Graven van Strombeek.
Deze familie tak woont nu in Duitsland
In het begin werd het zo geschreven STRUMBERGES
Later werd het Strumbeke
En nog later werd het gewoon Strombeek
Volgens gegevens was stroom = stromend water
En waar komt Bever dan vandaan
Volgens een zeker Wauters zou dat bevers kunnen zijn
Het is maar in 1810 dat de twee namen samen werden gevoegd .
In 1526 waren er toen 40 huizen en 280 inwoners
Nu is het een heel groot dorp geworden
Een slaapzaal voor de werkend mensen in Brussel
Heel gezellig te wonen
Wilrijk door Biekew en Makker

Een boeiend Wilrijks verleden
Van Keltische nederzetting tot district
De oudste bewoning van Wilrijk dateert van ca. 650 voor Christus. Pas in 1003 wordt voor het eerst in een akte de naam "uuilrika" vermeld. Die naam bevestigt het bestaan van een dorpsgemeenschap gegroeid rond de Bist. Men neemt aan dat Wilrijk afgeleid is van de Gallo-Romeinse plaatsnaam "Villariacum" en ontstaan is als villarisdomein uit een oudere en belangrijke villanederzetting in de omgeving.
In het midden van de achttiende eeuw wordt het 'agrarisch wegenpatroon' langs bossen en landerijen doorsneden door de steenweg van Antwerpen naar Boom. Rond de eeuwwisseling en door de bebouwing van het Kiel vervalt de boter- melk- en groentenaanvoer naar de stad uit de hovenierswijken. De Wilrijkse landbouwers schakelen stilaan over op tuinbouw en veeteelt. Wilrijk wordt nu bevoorrader van zuivelproducten, groenten en bloemen. De ambachtslui werken enkel voor de eigen dorpsgenoten.
Tot in de tweede helft van de negentiende eeuw heeft Wilrijk het landelijk karakter haast onveranderd behouden door akkerland, weiland en de vele huizen van plaisantie met hun parken (speelhuizen met kasteelallures). In 1810 telt Wilrijk 1660 inwoners, in 1840 zijn er dat 2275 en in 1875, 3553. Wilrijk kent dus een trage evolutie en blijft nog steeds een landbouwdorp.
In de tweede helft van de negentiende eeuw wijzigt het uitzicht van het landschap grondig door de bouw van een fortengordel rond Antwerpen en door de aanleg van grote verbindingswegen waaronder de Route Militaire als verbindingsweg tussen de forten, later gevolgd door de bouw van betonnen schansen, verschillende spoorwegen en een station. De forten 6 en 7 en de schansen 11 en 16 liggen op Wilrijks grondgebied (1859-1865).
Op het einde van de negentiende eeuw is er wel een bevolkingsaangroei merkbaar. Talrijke Wilrijkenaars die op vaders hoeve de kost niet meer kunnen verdienen, zoeken werk in de stad, maar blijven in Wilrijk wonen. De aanleg van de buurtspoorweg Antwerpen-Rumst-Mechelen (1901) en tramlijn 5 (1912) brengt Wilrijk dichter bij de stad.
Bij het begin van de twintigste eeuw telt Wilrijk 6243 inwoners. Tijdens die periode spreken we enkel van een trage groei van landbouwdorp naar voorstad. In de twintigste eeuw is er de woningbouw op grotere schaal. Eigenaars van huizen van plaisantie, boeren en hoveniers verkopen hun gronden. Pas na de afbraak en verkaveling van enkele huizen van plaisantie worden de eerste grote verkavelingen gebouwd, in de eerste plaats bedoeld voor het lenigen van de grote woningnood die ontstaan was na de Eerste Wereldoorlog. De eerste bewoners zijn voornamelijk stedelingen op zoek naar gezonde buitenlucht. De Eenheidswijk komt met coöperatieve middelen tot stand. De belangstellenden zijn opnieuw geen dorpelingen maar zijn eveneens afkomstig uit de stad.
Voorstad
Zo verdwijnt stukje bij beetje het laatste van het landelijke karakter van de gemeente en evolueert Wilrijk naar een voorstad. Wanneer de bevolking de kaap van 20.000 overschrijdt verwerft de gemeente in 1928 de prachtige parktuin van kasteel Steytelinck, gelegen in de Sint-Bavostraat. Vanaf dan beschikt Wilrijk over een publiek park.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog heeft Wilrijk vooral te lijden onder de V-bommenterreur. Er vallen niet minder dan 65 V-bommen (V1 en V2) op de gemeente, waarbij 71 burgers worden gedood.
Na de oorlog breidt Wilrijk snel uit. De landbouw neemt zienderogen af. Industrie komt in de plaats. De grote bevolkingsaangroei in die periode is vooral te danken aan de emigratie uit de stad, gekoppeld aan veel nieuwbouw waaronder nu ook hoogbouw. In cijfers uitgedrukt: in 1950, 27.213 inwoners, in 1956 reeds 30.000 en in 1964, 40.000. De kaap van 50.000 wordt nooit gehaald. Op 1 januari 1975 wordt de 44.219de inwoner ingeschreven. Sinsdien neemt het inwonersaantal opnieuw af.
In 1960 besluit de gemeenteraad tot de vernieuwing van de gemeentekern. In dit urbanistisch geheel van hoogbouw en een heus shoppingcenter wordt eveneens een cultuurcentrum verweven. In deze periode besluit het gemeentebestuur een grote industriezone aan te leggen. Voor deze zone wordt een oppervlakte van 150 ha voorzien langsheen de zogenaamde 'economische as' of Boomsesteenweg. Meer dan 6000 personen vinden hier werk.
Om de toenemende verkeersstroom op te vangen wordt vanaf 1958 voor de Expo in Brussel de Boomsesteenweg gemoderniseerd en verbreed. Na de Boomsesteenweg (huidige A12) en de 'militaire route' (Jules Moretuslei) die de gemeente doorkruisen, wordt Wilrijk vanaf 1978 verder opgedeeld door het tracé van de E10 (huidige E19) en van de rijksweg 242 (huidige R11). Het gemeentelijk wegennnet telt op dat moment zo'n 200 km.
Stad en district
Op 1 januari 1983 fusioneert Wilrijk met zeven andere gemeenten - Berchem, Borgerhout, Ekeren, Hoboken, Merksem, Deurne en Berendrecht-Zandvliet -Lillo - tot Groot-Antwerpen. Hierdoor ontstaat een stad van ongeveer 500.000 inwoners. Iedere voormalige gemeente wordt omgevormd tot een district met elk een districtshuis, het vroegere gemeentehuis. De districtsbesturen hebben enkel een louter adviserende bevoegdheid.
Op 1 januari 2001 wordt binnen stad Antwerpen de binnengemeentelijke decentralisatie ingevoerd en wordt er dus opnieuw gedecentraliseerd. Dit betekent opnieuw eigen bevoegdheden voor de districtsbesturen over enkele domeinen: werken op het openbaar domein en cultuur, sport-, senioren-, en jeugdbeleid op lokaal vlak. Hierdoor kan de stad sneller inspelen op de lokale behoeften.
In 1928 verwerft de gemeente Wilrijk de prachtige tuin van kasteel Steytelinck, op deze foto vóór de restauratie in 1969, als publiek park.